Financieel dagblad: Accountants hebben hun ei van Columbus allang:
Het accountantsprobleem wordt niet opgelost met meer regels of nog een hervormingsplan. Kijken in de eigen ziel zou wel eens meer resultaat op kunnen leveren, stelt een bundels essays over de sector
Wat een echt goede accountant is? Arnout van Kempen hoeft er niet lang over na te denken. Vanuit zijn adviespraktijk voor accountantskantoren kent hij er één, in Alkmaar. ‘Hij stelt jaarrekeningen op en geeft fiscaal advies. Hij heeft schoffies onder zijn klanten, ondernemers die de neiging hebben grenzen op te zoeken. Maar hij zegt tegen hen: “Zo gaan we dat niet doen, zo ben jij niet!” Op zijn gevoel trekt hij een grens. En die klanten pikken het.’
Ze zijn er dus nog, accountants die precies weten waar de grens van het betamelijke ligt en die het moreel gezag hebben om hun klanten aan die grens te houden. Poortwachters, vertrouwenspersonen van het maatschappelijk verkeer, dienaars van het publieke belang. Maar ze zijn de afgelopen jaren wel een stuk zeldzamer geworden.
En dat vervult Arnout van Kempen en Margreeth Kloppenburg met zorg. Beiden zijn betrokken — de een als auteur, de andere als redacteur — bij de samenstelling van een nieuw boek met de licht archaïsche titel Artikel 5. De beroepseer van de accountant.
Deze bundel essays en interviews analyseert waar het ‘accountantsprobleem’ vandaan komt en wat eraan te doen is. Het beroep wordt al jaren gekweld door affaires, tanend vertrouwen van de buitenwereld, en gefrustreerde beroepsbeoefenaren. De oplossing zoeken Van Kempen en Kloppenburg niet in meer regels of nog een groot hervormingsplan.
De oplossing moet komen uit het binnenste van de accountant zelf. Het boek roept op tot een soort ethisch reveil. De beroepseer, de afgelopen jaren ondergesneeuwd, moet weer centraal komen te staan in het werk van de accountant. Van Kempen: ‘Verantwoordelijkheidsgevoel, professionalisme en een zeker idealisme, waar het beroep om moet draaien, zijn op de achtergrond geraakt. Het gevolg is dat de accountant een uitvoerder is geworden en zich niet langer eindverantwoordelijk voelt. Herstel van de beroepseer moet hem zijn vroegere positie teruggeven.’
Het boek verschijnt in een reeks die wordt uitgegeven door de Stichting Beroepseer, een organisatie die zich het lot van de moderne professional aantrekt. Eerdere edities in de reeks gingen over leraren en zorgverleners. Kloppenburg, bestuurslid bij de Stichting: ‘Ook in het onderwijs en de zorg hebben professionals het tegenwoordig moeilijk. Alleen kunnen leraren op veel meer sympathie rekenen dan accountants. Maar het probleem van accountants is vergelijkbaar.’
De oorzaken van de malaise zijn divers. Accountants hebben het probleem voor een deel aan zichzelf te wijten. De jacht op het grote geld speelt zeker een rol. Marco van der Vegte, Deloitteaccountant en beoogd voorzitter van beroepsvereniging NBA, verwijst in het boek naar het recente verleden: ‘We waren meer corporate dan dat we een professie hadden: flink uren maken, declarabel zijn en dan is de partner weer blij.’
Maar ook de klant is veranderd. ‘Ze kijken niet meer op tegen accountants’, zegt Kloppenburg. ‘Ze zeggen: “Waar staat dat in de regels?” Er zijn sowieso veel klanten die de accountant als een vervelende kostenpost zien, een moetje.’
En dan zijn er nog de nieuwe regels en de strenge toezichthouder, de AFM, waardoor accountants in hun schulp zijn gekropen. Hoogleraar accountancy Marcel Pheijffer schrijft in zijn bijdrage over ‘een angstcultuur, waar de nadruk bij de AFM en binnen de accountantsorganisaties is komen te liggen op sanctioneren in plaats van leren en verbeteren.’ Geen aantrekkelijk werkklimaat voor getalenteerde jonge accountants, voegt hij eraan toe.
‘Als de norm wordt dat een accountant de toezichthouder tevreden moet houden, dan zijn we diep gezonken’, zegt Van Kempen. Om te laten zien dat het ook anders kan, biedt het boek een paar inspirerende voorbeelden van accountants die ondanks alles vasthouden aan hun geloof in zichzelf.
Thijs Smit, accountant en ‘internal auditor’, is zo’n voorbeeld. Hij is er trots op dat hij in zijn carrière zo nu en dan de regels heeft overtreden. ‘Dat een regeltje X dit of dat zegt, dat zal wel zijn, maar wat is in de kern nu eerlijk of rechtvaardig. In situaties waar ik voor zware dilemma’s kwam te staan werd ik eerder beperkt dan gesteund door de regels.’ Smit trok zijn streep bij de boekhoudfraude van Ahold begin van deze eeuw.
Kloppenburg en Van Kempen zoeken de oplossing voor het accountantsprobleem in de eerste plaats in bewustwording. Dat neemt niet weg dat een paar hervormingen kunnen helpen. Bijvoorbeeld ander onderwijs met meer nadruk op ethische dilemma’s die achter de cijfers schuilgaan. Of meer tijd en ruimte om binnen accountantsorganisaties met elkaar te praten over fouten en wat kwaliteit vanuit het publiek belang nu eigenlijk is.
‘Maar vooral niet verder dicht regelen’, zegt Kloppenburg. ‘Dan verdwijnt alle zuurstof uit het vak. Je kunt alles regelen tot een getrainde aap het kan, maar dan krijg je geen mensen met intellect.’
In het boek passeren ook radicale hervormingen de revue. Grijze eminentie Jules Muis houdt een pleidooi voor een inkomensplafond voor accountants (‘brengt rust in de tent’) en oppert de mogelijkheid om het ‘ongebreideld winstmotief’ te breidelen door accountants onder te brengen in een coöperatief bedrijfsmodel.
Van Kempen ziet er niet zoveel in. ‘Het is ook niet nodig’, zegt hij. ‘In de kern is het voldoende om te appelleren aan het verantwoordelijkheidsgevoel van accountants. Jij wilde accountant worden. Dat brengt de verplichting met zich mee om zonder aanzien des persoons ethische grenzen te trekken.’ Het zou helpen als er wat minder nadruk komt te liggen op handhaven, straffen en reguleren en wat meer op motiveren, aanmoedigen en vertrouwen. ‘Accountants hoeven helemaal niet op zoek naar het ei van Columbus, ze hebben het al in huis.’
Het hele artikel verscheen in eerder in het FD en is hier te downloaden.